Als God in de Lot
Mocht God in Frankrijk wonen, dan zou de vallei van de Lot één van zijn uitverkoren plekjes zijn. Het leven is er goed en ook met de motor is het zalig rijden. Al is het soms wel opletten geblazen voor steenslag op de weg.
Als je iets doet, moet je het goed doen. Dus laat ik me van bron tot monding meenemen op een tocht die me langs vijf departementen van haar stroomgebied voert. Een exploratie die de Tiger Explorer XC letterlijk op het lijf is geschreven. A Lot to Explore dus …
De Lot als leidraad: spint de Tiger als een kat, wij kirren van plezier!
Overnachten in de Morvan
De Tiger spint als een kat op de lange weg ernaartoe. Onze dikke alroad heeft dan ook een aardige kluif aan de mix van grote en kleine wegen, waarmee we het monster van de verveling van ons lijf schudden. De vallei van de Lot ligt niet bij de deur. Daarom overnachten we in de Morvan, het groene hart van Bourgondië. Zijn de kamers van Les Grillons du Morvan bescheiden en klein, van de eigenaar mag de Triumph veilig en wel op stal. Dat maakt veel goed!
Lac des Settons, in het groene hart van de Morvan.
De bootjes liggen er nog werkloos bij als we de volgende ochtend eventjes halt houden aan het Lac des Settons. Toeristen bezoeken graag het oude stuwmeer op de Cure-rivier. Veel meer dan wat boerendorpen en een handvol stadjes kom je in het natuurpark van de Morvan niet tegen. Of het moeten donkere bossen en vette weilanden zijn, die je in je spiegels vergezellen. Veel volk krijgen we niet in het vizier. Strakke bochten leiden vlot naar Château-Chinon.
Op naar de Auvergne
Hiermee ligt het tempo vast voor de rest van de dag. In Saint-Flour, en dan zitten we al diep in de Auvergne, ontsnappen we niet aan een korte maar krachtige regenbui. Twaalf kilometer verder bereiken we op een kletsnatte D40 ons doel. Het restaurant annex gîte mag er best zijn in Alleuze. Toch is het de roofridderburcht op haar rots die de aandacht steelt. Zelfs hoog in het zadel van de potige Brit voelen we ons piepklein in dit woeste deel van de Cantal.
Terug naar de middeleeuwen: de burcht van Alleuze.
Dat is niet anders als we, na een bezoek aan de bovenstad van Saint-Flour, onze tocht in de Haute-Auvergne verder zetten langs het kloofdal van de Truyère.
Net voorbij de Pont Vieux krijg je het vulkaanstadje Saint-Flour het mooist op je lens.
Spoorwegbrug van Eiffel
De zijrivier van de Lot heeft zich met veel geduld in het granietplateau tussen de bergen van de Cantal en het plateau van de Aubrac ingesneden. Nog opmerkelijker is dat ze door één van Frankrijks meest merkwaardige bruggen wordt overspannen.
Viaduct van Garabit, waar Eiffel ervaring opdeed voor zijn toren in Parijs.
De gietijzeren spoorwegbrug van Garabit was in de jaren tachtig van de 19e eeuw het grootste bouwwerk ter wereld. Een test van Gustave Eiffel voor zijn meesterwerk in Parijs. Een tijdlang is de rode reus in het groene landschap de hoogste brug van de wereld geweest. Die eer is nu voor de Chinezen, hoewel de brug van Millau over de Tarn nog altijd Europa’s hoogste is!
Graniet wordt basalt
Graniet gaat wat later over in basalt. Logisch, want de Monts du Cantal zijn niets anders dan de resten van een gigantische vulkaan, die in de Ijstijd werd glad gepolijst. De gletsjers hebben hun werk goed gedaan. Dat zien we in het uitgeschuurd reliëf op weg naar de Plomb du Cantal, de tweede hoogste top van het Centraal Massief.
Het berglandschap van de Monts du Cantal maakt een mens nietig en klein.
“De natuur is inderdaad overweldigend, maar de winters zijn lang en streng. Ideaal om op lange winteravonden met je passie bezig te zijn.” Aan het woord is Charles Cibiel, messenmaker van beroep. In zijn atelier in Cézens geeft hij ons een demonstratie van zijn kunnen. Aan de stapel geweien te zien, is er heel wat vraag naar zijn handgemaakte messen. Of rijdt hij te veel met zijn chopper die in de tuin staat te pronken?
Stevig stuurwerk in de Cantal
Via de col de Grifoulle en de vallei van de Brezons haasten we ons terug naar Pierrefort, waar we met de D65 opnieuw de Truyère bereiken.
Verloren rijden doe je beter niet in het bijwijlen desolate landschap van de Cantal.
De Pont de Tréboul zet ons in één-twee-drie de rivier over, waarna de Explorer en wijzelf flink op de proef worden gesteld op de slangenweg naar Chaudes-Aigues. In het thermaal stadje gaan we echter niet op zoek naar Europa’s heetste warmwaterbronnen, wel naar een tankstation. De zon neigt ter kimme, dat betekent stevig stuurwerk op de D13.
In Saint-Urcize staat de gastheer ons op te wachten in de deurgang van wat het mooiste huis van het dorp blijkt te zijn. Een huis met een ziel vraagt om een man met karakter. Zo iemand is Fred, die de 18e-eeuwse notariswoonst heeft omgebouwd tot een luxueuze B&B.
Bienvenue à Saint-Urcize. Thuiskomen heet dat hier.
Bovendien heeft de man een uitgesproken liefde voor motoren. Al is hij helemaal niet te spreken over de staat van het wegdek. Nou ja, we zijn met vakantie en zitten hoe dan ook in het hart van de Aubrac, een soort niemandsland op de grens van de Cantal, Lozère en Aveyron.
Eenzame hoogvlakten in de Lozère
Het door wind en zon geteisterde vulkaanplateau tussen de vallei van de Truyère en die van de Lot is niet voor watjes weggelegd. De blonde koeien met hun puntige hoorns kunnen echter tegen een stoot. Ook de langeafstandswandelaars laten zich niet afschrikken door de boomloze leegte. Bij nader inzien zijn het bijna allemaal Sint-Jacobspelgrims, die net als ons de kou trotseren. De Via Podiensis, één van de vier Franse pelgrimsroutes die vertrekt vanuit Le Puy-en-Velay, loopt inderdaad over de uitgestrekte graslanden van de Aubrac naar de vallei van de Lot. Vandaar gaat het pad weer omhoog, om in de Pyreneeën aan te sluiten op de bekende wandelweg naar Santiago.
Het met rotsblokken bezaaide weidelandschap rond Nasbinals is met zijn mysterieuze meren en verrassende watervallen van een ongeziene schoonheid.
De Aubrac, een eenzame maar ongerepte hoogvlakte waar je alleen maar bewondering kan voor hebben.
Een smalle landweg voert ons tegen de middag moederziel alleen naar de Buron de Born. In deze voormalige herdershut (buron) aan het meer van Born serveert men de beste aligot van de Aubrac. Een half uur later kan ik de borden niet meer tellen waarin de fameuze kaaspuree met lange lepels wordt gedropt. Njammie!
Het Beest van de Gévaudan
Is het leven hard in de Aubrac, dat was vroeger niet anders in de Gévaudan, zoals het departement van de Lozère vóór de Franse Revolutie werd genoemd. Hongersnood en banditisme teisterden de streek en toen er tussen 1764 en 1767 ook nog eens meer dan 100 vrouwen en kinderen door een wolf werden verscheurd, was het hek volledig van de dam.
Het ganse land was in de ban van het Beest van de Gévaudan. Vreselijke berichten bereikten het oor van Lodewijk XV, die zich genoodzaakt zag om in te grijpen. Koninklijke premiejagers doodden de ene wolf na de andere, maar de aanvallen gingen onverminderd voort. Totdat een boer uit de streek raak schoot. Einde verhaal. Of toch niet, want recent onderzoek wijst uit dat het om een wolfshond ging. Was Jean Chastel die de wolf had gedood misschien een seriemoordenaar die zijn hond had afgericht om weerloze slachtoffers aan te vallen? Het wolvenverhaal krijgt in ieder geval nog een staart in het Parc des Loups in Sainte-Lucie. Hier verblijven een 130-tal wolven van verschillende soort in semi-vrijheid.
De Gévaudan, zoals het departement van de Lozère vroeger heette, huisvest niet zonder reden het grootste wolvenpark van Europa.
Naar de bron van de Lot
Met stadjes als Marvejols en Mende zitten we weer in de bewoonde wereld. In het eerste beperken we ons tot een fotoshoot aan de poorten die de stad haar middeleeuws uiterlijk geven. In Mende daarentegen posteren we vóór de gotische kathedraal. We zien er hoe een bejaard koppel hun autodeur aan flarden parkeert. De hoofdstad van de Lozère telt nauwelijks 12.000 inwoners, maar is behoorlijk druk. Niet zonder moeite loods ik de zwaar beladen Triumph naar de middeleeuwse Pont Notre Dame. We laten de Lot niet meer los en volgen haar tot in Le Bleymard. Hiermee bevinden we ons aan de voet van de Mont Lozère, het hoogste punt van de Cevennen.
De middeleeuwse Pont Notre-Dame overspant nog steeds de Lot in Mende.
Na een karig ontbijt in een karig hotel verkennen we meteen de buurt. Een bordje wijst de weg naar de bronnen van de Lot. De drassige weide waarin de rivier ontspringt, stelt echter weinig voor. Toch starten hier de eerste meters van Frankrijks tweede langste rivier. Bijna 500 km zal ze er uiteindelijk over doen om slalommend de Garonne te vervoegen in de vlakte van de Aquitaine. Een heftig parcours dat de volgende dagen het onze zal zijn.
Het Land van de Olt in de Aveyron
Van Bagnols-les-Bains gaat het binnendoor naar Balsièges. Met de N88 houden we opnieuw gelijke tred met de bovenloop van de Lot. Zowel de trotse toren van Chanac als de opgelapte vestingmuren van Le Villard kijken toe hoe de Lot als een nietig stroompje haar weg vervolgt. In Saint-Laurent-d’Olt neemt het departement van de Aveyron ongemerkt het roer over van de Lozère. Op het instrumentenbord lees ik dat we enkele graden hebben gewonnen. Het klopt dat het Pays d’Olt de scheiding vormt tussen het landklimaat van de Auvergne en de mediterrane invloeden van de Languedoc.
Ook het kleine Saint-Laurent-d’Olt bezit zijn brug over de Lot.
Het kasteel van Galinières bakt ze lekker bruin in de warme namiddagzon. De eigenaars zijn uit het goede hout gesneden, want hun restauratie van de versterkte abdijhoeve mag er zijn. Fransen dragen zorg voor hun patrimonium, nog altijd. Een kopje koffie in Saint-Geniez-d’Olt haalt het van een ongetwijfeld interessant bezoek in het kasteel. Een gemoedelijk terrasje met de zon op het gelaat en de motor in het zicht, pal aan de boorden van de Lot … heerlijker kan een beloning niet zijn op het einde van alweer een pittige dag!
Het kasteel van Galinières was in de middeleeuwen een versterkte schuur van de cisterciënzerabdij van Bonneval.
Bekoorlijke dorpen bij de vleet
Sainte-Eulalie-d’Olt, Saint-Côme d’Olt, Espalion, Estaing, … het ene bekoorlijke dorp na het andere weerspiegelt zich om ter mooist in het water van de Lot. Zelf zijn we helemaal weg van de residentie van de familie d’Estaing. Hoewel de gotische pelgrimsbrug over de Lot het in schoonheid moet afleggen tegen het roze zandstenen exemplaar van Espalion. Ook de rivier is ondertussen volwassen geworden, zeker nadat ze in Entraygues-sur-Truyère het woelwater van de Truyère heeft ontvangen.
Het dorpje Estaing wordt volledig gedomineerd door zijn kasteel.
In Le Fel sturen we de motor eerst naar de Poterie du Don. Deze keer geen loslopende honden die zich willen vastbijten in onze achterslof, maar nog maar eens een breed tapijt aan steenslag dat het overgewicht van de Tiger fijntjes accentueert. Het futuristisch centrum voor moderne keramiek houdt ons langer bezig dan gedacht. Een sublieme locatie, net als het wijndorpje dat zich krampachtig vastgrijpt aan de helling van de bovenvallei. Het plaatselijke wijntje van Entraygues-Le Fel is niet van de minste, zo kom ik te weten op het beschaduwd terras van de plaatselijke auberge.
De Poterie du Don, een futuristisch centrum voor Europees aardewerk.
Pelgrim in Conques
Het departement van de Aveyron telt één van de hoogste concentraties aan Frans dorpsschoon. Bijna de helft van haar ‘mooiste dorpen’ ligt op de pelgrimsweg naar Santiago. Bekendste etappeplaats is Conques, dat als een (Sint-Jacobs)schelp (concha is Latijn voor schelp) verborgen ligt in de vallei van de Dourdou, een zijriviertje van de Lot. Het minuscule dorp is gebouwd rond de enorme abdijkerk van Sainte-Foy, de jonge martelares wiens schedel in het vergulde en met edelstenen bezette reliekschrijn in de loop der eeuwen voorspoed en welvaart bracht. Gelukkig wisten de dorpelingen hun kostbare kerkschat goed te verbergen in tijden van rampspoed.
Conques, één van de mooiste Franse dorpen. Pelgrims en toeristen schuifelen nog altijd bewonderenswaardig door de smalle straatjes.
De avondzon steekt het romaanse bouwwerk helemaal in brand als we Conques binnenrijden. Menig pelgrimsstok tikt nog tegen het hobbelig plaveisel van de smalle straatjes, terwijl tientallen toeristen zich schouder aan schouder vergapen aan de bijbelse taferelen in het beroemde timpaan boven het kerkportaal. Eens de zon achter de heuvels loopt het handvol straatjes leeg en hebben we het middeleeuwse dorp haast voor ons alleen. Een lekkere maaltijd en een goed bed, meer vragen we niet. Dat krijgen we ook, panoramisch kamerzicht inbegrepen. Slapen doen we als een roos.
Hoog boven de Lot
De eerste helft van de dag houden we ook nu weer de Lot aan onze linkerkant. Het bebloemde dorpje La Vinzelle blijkt net als Le Fel dé verrassing van de dag te zijn.
Het dorpje Vincelle lag net als Conques op de befaamde pelgrimsroute naar Santiago. Of dat iets met de naam van het dorp te maken heeft, weten we niet (Vincella betekent wijnkelder in het Latijn).
Ook Capdenac-le-Haut torent, zoals zijn naam al laat vermoeden, hoog boven de Lot uit. Een strategische ligging die de Galliërs in hun laatste verzet tegen Julius Caesar goed uitkwam. Al maakte de Romeinse veldheer korte metten met de opstandelingen en liet hij ze barmhartig de handen afhakken. Zo konden ze tenminste niet meer in de verleiding komen om de wapens tegen Rome op te nemen!
Porte de Gergovie, één van de drie bewaarde toegangspoorten in de middeleeuwse versterking van Capdenac-le-Haut.
Situeren de meesten ondertussen het antieke Uxellodunum in de vallei van de Dordogne (die van Capdenac zullen het niet graag horen), het burchtdorpje bezit alle ingrediënten om zijn plaats op de lijst van de mooiste dorpen van Frankrijk te verantwoorden. In de middeleeuwse burchttoren vind je trouwens de Godin van Capdenac, één van de oudste Venus-beeldjes uit de prehistorie.
Champollion in Figeac, of toch niet?
Van Capdenac naar Figeac is het slechts een tiental minuutjes rijden. Honger drijft ons in het gezellige stadje naar het eerste het beste restaurant. Geen verstandige keuze, want we verspelen er kostbare tijd. Verveeld probeer ik het alsnog goed te maken met een rit door het hart van de stad. Het geboortehuis van Champollion, die in het zandspoor van Napoleon de steen van Rosette vond en hiermee de hiërogliefen kon ontcijferen, zal voor een andere keer zijn.
Een grondig bezoek aan het oude Figeac zal helaas voor een andere keer zijn.
Saint-Cirq-Lapopie, het mooiste dorp van de Lot
Tot Saint-Cirq-Lapopie plooit de D41 zich in evenveel bochten als de rivier die hij probeert te volgen. De Célé is na de Truyère de belangrijkste zijrivier van de Lot en slingert zich net als haar grote zus door het kalklandschap van de Quercy. Wie kalk zegt, komt vroeg of laat in een grot. Daarvan zijn er meer dan genoeg in het departement van de Lot. De prehistorische wandschilderingen van Pech-Merle zijn niet alleen tijdgenoten van die in Lascaux en Altamira, het zijn vooral één van de weinige die je nog altijd kan bezoeken. Doen dus!
Niet alleen ondergronds is er heel wat te zien. Het popperige Saint-Cirq-Lapopie wordt namelijk beschouwd als het mooiste dorp van de Lot. Dat is het ergens ook, al wordt het overspoeld door buitenlanders. Minstens een halfuur zijn we kwijt om de Tiger een plaatsje te geven aan de rand van het dorp. Het zicht op de lieveling van de Fransen, met de Lot 100 meter diep, hebben we dan al op het fototoestel staan.
Hier zie, Saint-Cirq-Lapopie, het mooiste dorp van de Lot!
Cahors, hoofdstad van de Lot
Langs de uitgehouwen rotsholtes van de Défilé des Anglais gaat het even fotogeniek naar Cahors. Luid peddelende kanovaarders tussen volle toeristenbootjes houden ons nog even gezelschap onderweg. Tot diep in de 19e eeuw werden de beroemde zwarte wijnen uit de hoofdstad van de Lot nijverig verscheept op platte houten rivierboten. De komst van de ijzeren weg maakte hieraan een eind en zo komt het dat de typische gabares of platbodems enkel nog toeristen vervoeren op het bevaarbare gedeelte van de Lot.
De platbodems op de Lot vervoeren al lang geen wijnvaten meer.
Warme zonnestralen likken vurig elke huisgevel langs de Boulevard Gambetta, de drukste straat van Cahors. Hierna is het even zoeken naar de beroemde Pont Valentré. De zwaar versterkte brug over de Lot is hét symbool van de stad. Natuurlijk wil ik het beruchte duivelsfiguurtje in de rechterhoek van de middelste toren zien. Zoals dikwijls het geval had ook hier de bouwmeester zijn ziel verkocht om de werken te laten opschieten. Met een list was hij echter op het laatst de duivel te slim af geweest, waarna deze uit wraak elke nacht opnieuw een steen kwam loswrikken. Geen wonder dat de bouw meer dan zeventig jaar heeft geduurd!
Place Gambetta, het kloppend hart van Cahors.
Voortreffelijke ‘zwarte’ wijnen
Na een oneindige kiezelklim naar de Mont Saint-Cyr, en dat voor een enig zicht op Cahors, gaat het sito presto naar wat één van de oudste Franse wijngebieden is.
Geen Cahors zonder Pont Valentré. De duivelsbrug dateert uit het begin van de 14de eeuw en is één van de best bewaarde in zijn soort.
In het op en top middeleeuwse Puy l’Evêque, ooit de grenspost van de bisschop van Cahors, zet een bos aan wegwijzers ons in de juiste richting. Château Famaey is inderdaad één van de vele wijndomeinen waar de donkere malbec-druif wordt verbouwd. De tanninerijke AOC van Cahors is een betaalbaar alternatief voor de kasteelwijnen uit Bordeaux, dat vertelt ons de Belgische familie Luyckx die er van vader op zoon hun droom hebben waargemaakt. Daar hef ik graag een glas op van hun Cuvée X!
Het middeleeuwse Puy l’Evêque behoorde vroeger tot het bisdom Cahors, dat het van voortreffelijke wijnen voorzag.
Rollende heuvels in de Lot-et-Garonne
Enkele pannenkoeken in de schaduw van de blonde burcht van Bonaguil, volgens sommigen de mooiste van het land, komen net op tijd om de man met de hamer te verschalken. Het kwik is de voorbije dagen blijven stijgen. Hand in hand met een namiddagdip gaat zulks wel in de kleren zitten.
Nóg een superlatief die kan tellen in de Lot: de blonde burcht van Bonaguil is volgens sommigen de mooiste van het land!
Zowel in het bastide-dorpje Monflanquin als in het middeleeuwse Pujols, beiden op hun heuvel, slenteren we alsmaar trager door de straatjes. De siesta heeft ook ons in haar greep.
Bloemrijker kan bijna niet. In Pujols heb je ook een enig zicht op de vallei van de Lot beneden.
Pruimen van Agen
Verse pruimen bij het ontbijt in Villeneuve-sur-Lot verraden dat we in de boomgaard van Europa zitten, zoals de vruchtbare vallei van de Lot hier wordt genoemd. Met nog geen 100 km op het routeblad houden we het kalm op de laatste dag in de Lot. Rustig en sereen is ook het landschap. Dat oogt misschien minder spectaculair, maar is best mooi. Hier en daar bespeur ik zowaar Toscaanse trekjes. De Lot is pertinent aanwezig, dat merken we aan de naam van de dorpjes waar we één voor één doorbaggeren.
Nee, we zitten niet in Toscane, maar het landschap van de Lot-et-Garonne heeft er veel van weg.
Veel bezienswaardigs valt er niet te rapen, dus komt een museum als geroepen. Het museum annex boerderij in Lafitte-sur-Lot is best uniek. Zo blijkt er maar één museum over pruimen te bestaan, terwijl er in gans het departement wel duizend pruimenboerderijen zijn. Hier komen we alles te weten over de pruneaux, de gedroogde pruimen van Agen die elke maman wel op haar keukenschap heeft staan. En natuurlijk sluiten we ons bezoek af met een stukje pruimentaart!
De gedroogde pruimen van Agen vind je in haast elke (Franse) keuken.
Afscheid van de Lot
Is paars de kleur van de pruneau, groen is die van hun vallei. In Laparade stuur ik de hoogpoter op een zoveelste gravelbaan naar boven om dat nog eens te checken. We genieten er van een tijdloos uitzicht over de Lot. In het naburige Clairac lijkt de tijd wel stil te staan. Het oude dorp tekent meteen voor enkele van onze mooiste reisfoto’s. De oude abdijmuren zwijgen als de dood, maar het waren de monniken van Clairac die pruimen uit Damascus, bekend van de kruistochten, op een lokale soort wisten te enten. Zo legden ze de grondslag voor de befaamde ‘prunes d’ente’, zeg maar pruimen van Agen.
In Clairac is de tijd blijven stilstaan. Nochtans waren het monniken van hier die aan de basis lagen van de huidige pruimenindustrie.
Met het einde stilletjesaan in zicht koesteren we vanop de rots nabij Aiguillon onze laatste momenten met de Lot. Glinsterend in het avondlicht zien we haar moe maar voldaan aan de einder verdwijnen in de Garonne.
Missie volbracht: in Aiguillon nemen we afscheid van de Lot, die zich bij de Garonne vervoegt.
Donkere wolken schuiven onheilspellend voor de zon. Die halve zondvloed en lekke achterband op de terugweg, die zijn we al lang vergeten, toch?
Praktische informatie
Ligging
Minder toeristisch dan zijn bovenbuur de Dordogne maar minstens even mooi is het wonderlijke landschap van de Lot. Als Frankrijks tweede langste rivier heeft de Lot met haar bijrivieren het zuidwesten naar haar hand gezet. Net als de mens die er het beste van zijn kunnen heeft gegeven. De Lot is dan ook een verrassing bij elke stap!
Afstand
Reken maar dat je een volle dag non-stop in het zadel zit. Wil je toch wat genieten, voorzie dan twee dagen en combineer snelle met trage wegen. Bourgondië (Morvan) is een mooie tussenstop.
Oppervlakte
De Lot is meer dan het gelijknamige departement, het hart van de vallei. Samen met haar bijrivieren stroomt ze door maar liefst 5 departementen (Lozère, Cantal, Aveyron, Lot en Lot-et-Garonne). Het stroomgebied van de Vallée du Lot is goed voor een totale oppervlakte van 11.800 km².
Inwoners
De 590 gemeenten die tot de Vallée du Lot behoren, tellen samen 456.600 inwoners (39 inw./km²).
Hoogste punt
De Lot ontspringt ten noorden van de Mont Lozère, in de Cévennes, op een hoogte van 1214 m.
Klimaat
Het Centraal Massief, waartoe een groot deel van het stroomgebied van de Lot behoort, heeft een semi-landklimaat met strenge winters en warme zomers. Hoe dichter bij de zee, hoe milder het klimaat. Dat geldt zeker voor het departement van de Lot-et-Garonne, dat een gematigd zeeklimaat heeft. Toch zijn er ook mediterrane invloeden in de lager gelegen delen. Het kan dus vaak enkele graden schommelen onderweg.
Route
Van het ruwe vulkaanlandschap van de Cantal gaat het over desolate hoogvlakten van de Lozère en de Aveyron naar de lieflijke Lot, die na een tocht van bijna 500 km breed meanderend de Garonne instroomt. Het beste wat Frankrijk te bieden heeft, komt zo op het bord en dat zijn niet alleen culinaire specialiteiten als aligot of eendenborst!
Bezienswaardigheden
Saint-Flour, de viaduct van Garabit, de vallei van de Brezons, het plateau van de Aubrac, Marvejols, Mende, het kasteel van Galinières en natuurlijk een ganse resem dorpjes langs de Lot die met elkaar wedijveren in schoonheid. Conques, Figeac en Cahors mogen natuurlijk niet ontbreken op het lijstje, net als de grot van Pech-Merle met zijn prehistorische schilderingen en handafdrukken.
Onderdak
Meer info